Over dit
werk

Object details

Titel: 
Verbazing van het masker Wouse
Datum: 
1889
Medium: 
olieverf op doek
Afmetingen: 
109 × 131,5 cm
Inventaris nummer: 
2042
Inscripties: 
links onder: Ensor 1889

Meer over dit werk

Het gebruik van een carnavaleske iconografie is Ensors meest opvallende bijdrage tot de moderne kunst. Als gebruiksvoorwerp in religieuze of profane rituelen en feesten is het masker wereldwijd van alle tijden. In de Westerse schilderkunst is de aanwezigheid van maskers toch van ondergeschikt belanggebleven. Pas in het werk van Ensor zal het masker, vanaf 1888 werkelijk de hoofdrol gaan spelen. En de aanwezigheid van maskers wordt vrij snel Ensors handelsmerk.
Ensors belangstelling voor feestelijke optochten en carnavalsgasten treedt voor het eerst opvallend naar voor in enkele etsen, tekeningen en een schilderij van 1886 en ’87. Van meet af aan hebben deze een ambigu karakter. Het verschil tussen een grof gekarikaturiseerd personage, een carnavalsgast of een demonisch fantasiewezen is niet altijd duidelijk. Op hetzelfde ogenblik duiken ook skeletten op, die uiteraard tot de gangbare iconografie van het symbolisme behoren en die Ensor vaak zal combineren met zijn irreële maskerwezens.
De term "masque", die Ensor steevast gebruikt, kan zowel verwijzen naar het gemaskerde personage als naar het voorwerp waarachter hij of zij schuil gaat. De vreemde natuur van de maskers, die volgens Emile Verhaeren weliswaar "dood zijn maar toch lijken te denken, onbeweeglijk blijven en toch grinniken", is sowieso dubbelzinnig. De verbazing van het masker Wouse is een mooie demonstratie van de wijze waarop Ensor die ambiguïteit intensifieert. Rechts op de plankenvloer liggen door elkaar kledingstukken, muziekinstrumenten en enkele carnavalsmaskers. Het zou de enscenering voor een stilleven kunnen zijn. Ensor laat evenwel links een gemaskerd personage opduiken, dat een geschrokken indruk maakt. Ook rechts verschijnen, op ooghoogte, twee maskers. Met het blote oog is te zien dat de twee Oosterse maskers, links, pas in tweede instantie werden toegevoegd. Ze zijn min of meer doorzichtig. Wat uiteraard bijdraagt tot het irreële karakter van de hele situatie. De centrale figuur zou een mens, man of vrouw, kunnen zijn met een masker voor het gelaat, een karikatuur of een spookachtige, irreële figuur. Door de aanwezigheid van de geschrokken "zwarte knaap" en de "dame" komen als het ware alle andere maskers tot leven.
Ensor gebruikte waarschijnlijk zijn zolderatelier als setting voor het tafereel. De plankenvloer en de blauw-geschilderde plint herkennen we ook in andere schilderijen. Om de leegte van de ruimte achteraan wat te temperen heeft Ensor een deel van de vloer ook blauw getint. De meeste accessoires heeft Ensor ook in andere schilderijen gebruikt.
Ensor vond in het masker een middel om wat hijzelf "de hypocrisie, het achterbakse, het opportunisme en de bedrieglijke boosaardigheid" van zijn medemensen noemde, aan de kaak te stellen. Maar voor hem konden maskers ook onberekenbare grappige en goedaardige wezens zijn. Hoe we deze voorstelling moeten begrijpen vertelt de titel ons niet. De identiteit van Wouse is onzeker. Is het het personage met het masker van een zwarte Afrikaan of is het toch de "dame"? Wat zou Wouse kunnen betekenen en vanwaar de verbazing? Het hoofdpersonage lijkt een parodie op een coquette femme fatale die paradeert met haar fijne zwarte lederen handschoenen, haar elegante rode parasol, haar ragfijne blauwe jurk en haar dure Indische sjaal. Uit die sjaal duikt het hoofdje van een baby op. Aan haar neus bengelt een vreemde snottebel en onder haar hoedje draagt ze een "volks" hoofdkapje. Zijn de muzikanten aan haar voeten uitgezongen, laveloos, of de levenloze slachtoffers van haar twijfelachtige charmes? Vooraan zwaait een skelet veelbetekenend met een nachtkaars. Vooral in de 17de eeuw werden meerdere portretten geschilderd van edelvrouwen gevolgd door een zwarte bediende. Heeft Ensor zich door een van deze portretten laten inspireren?
Ook al ontgaat de pointe ons, de voorstelling heeft niettemin een anekdotische karakter, een pittig moment uit een amusant, sentimenteel maar onderhoudend voorval. Het soort van pseudo-literaire opzet dat de progressieve voorgangers en helden van Ensor, tot alle prijs uit de schilderkunst wilde bannen.
Ensor schilderde het werk waarschijnlijk in 1889. Hij liet een foto van zichzelf maken terwijl hij aan een prille opzet van De intrede van Christus in Brussel in 1889 werkt. Naast hem prijkt De verbazing van het masker Wouse.
De Franstalige dichter Paul Desmeth kocht het schilderij wellicht na de Ensortentoonstelling in Galerie Giroux in 1920 maar volgens zijn vriend en bewonderaar Karel Van de Woestyne, kocht hij voortdurend schilderijen die hij al even snel weer verkocht.

Verwervingsgeschiedenis

Verzameling P. Desmeth, Brussel; verzameling E. Burthoul, Brussel, verzameling J. Burthoul, Brussel; gekocht op de veiling bij Galerie Georges Giroux, Brussel, 1926.

veiling: J. Burthoul, 1926

Copyright en legaal

Deze afbeelding mag gratis gedownload worden. Voor professioneel gebruik of meer informatie kun je het contactformulier invullen. Lees hier meer.