Onze vier nobele heren kregen geen standaardbehandeling. Nee, Judy De Roy, Claudia Aerts en Sam Huysmans gebruikten nieuwe technieken om onze heren te reinigen, en eentje te voorzien van een nieuwe pink. We vroegen Judy De Roy, hoofd van het Atelier Steensculptuur, om meer uitleg.
Te restaureren
- Luis de Benavides Carillo, markies van Caracena, door Artus Quellinus I uit 1665
- De Spaanse koning Filips V, Jan Pieter Baurscheit I uit 1700
- Maximiliaan II Emmanuel, keurvorst van Beieren door Willem Kerricx uit 1694
- Juan Domingo de Zuniga y Fonseca, een beeld van Lodewijk Willemsens uit 1675
Uitgevoerd door
- Departement conservatie & restauratie van het KIK, Atelier Steensculptuur, Judy De Roy, Claudia Aerts en Sam Huysmans
Jullie restaureerden vier beelden tegelijk. Heeft dat voordelen, of maakt dat de uitdaging alleen groter?
Judy De Roy: “Spannend is het zeker wel. Vooral omdat de kwaliteit van de werken zo hoog is. Dat maakt het restaureren een extra mooie uitdaging.
In samenspraak met het KMSKA kozen we ervoor om de vier beelden tegelijk te behandelen, omdat ze als ensemble in het museum komen te staan. Zelfs al waren ze van origine niet als groep bedoeld. Zo kunnen we de reinigingsgraad en behandeling volledig afstemmen op de vier beelden samen. Zeker bij beelden in witte marmer kan je de reinigingsgraad pas goed vergelijken als je de beelden naast elkaar ziet. Steunend op het geheugen, of op basis van foto’s, is het heel moeilijk om hetzelfde resultaat te verkrijgen.”
Restaureren jullie vaker zulke portretbustes?
Judy De Roy: “Er bestaan weinig van dit soort ensembles, dus zo’n geheel van bustes komen we zelden tegen. Marmer behandelen we natuurlijk wel vaak. Enkele jaren geleden nog het reliëf De menselijke driften van Jef Lambeaux. Dat werk is, net als de bustes volledig in Italiaanse carrarramarmer gekapt.”
Kunnen jullie verder bouwen op eerdere ervaringen?
Judy De Roy: “Ja en nee. Natuurlijk telt elke ervaring. Maar er is geen standaardbehandeling voor marmer. Soms zit er op een werk een afwerkingslaag of een verflaag. Of het marmer vertoont nooit eerder geziene vlekken. Een beeld dat een tijdlang buiten stond, kent een andere problematiek dan een werk dat altijd binnen bleef. Dat maakt elke restauratie anders en boeiend. En dat geldt zo voor alle materialen.”
Hoe beginnen jullie aan zo’n klus?
Judy De Roy: “Na een uitvoerige studie van de schade starten we met reinigingstesten. Voor de eerste keer werkten we met een rigid gel, op basis van agaragar (ook wel gewoon agar, np). Vorig jaar verdiepten we onze kennis over deze methode nog tijdens een workshop. De tests gaven een goed resultaat bij deze bustes. Zo konden we de ervaring van de opleiding in praktijk omzetten. Agar is een natuurlijk product. Het wordt gewonnen van celwanden van sommige roodwieren op Sri Lanka, op Java en in Japan. In de voedingsindustrie kan het gebruikt worden als vervanger voor gelatine, of als verdikkingsmiddel.”
Wat maakt de reiniging met agar anders?
Judy De Roy: “De gel houdt het gebruikte water vast en zorgt ervoor dat de inwerking enkel aan het oppervlak gebeurt. Het water dringt bijna niet door in het marmer. Bij de juiste toepassing is de gel dus onschadelijk voor het kunstwerk.
Je brengt de gel telkens warm aan op zo’n 15 cm², en wacht tot de gel enigszins opstijft. Daarna kan je hem afpellen. Het uiteindelijke resultaat is homogeen voor het volledige oppervlak. Een aangename manier van werken die prima lukte bij deze bustes. We hebben natuurlijk niet de garantie dat deze techniek bij andere beelden even effectief is.”
Waren de beelden zo meteen gereinigd?
Judy De Roy: “De gel zorgde voor een gelijke reinigingsgraad voor de vier beelden. Maar…onderdelen zoals de kanten kraag van Lodewijk van Benavides zijn gerealiseerd met fijne boorgaatjes. Die gaatjes hebben we nagereinigd met wattenstaafjes en water. Het vuil in al die details geeft harde contrasten. Door de vervuiling weg te halen herwint de kant zijn luchtigheid.”
Hadden de beelden gemeenschappelijke problemen?
Judy De Roy: “De vier beelden zaten onder een gelijkaardige vuillaag. Het gebruikte marmer bij de buste van Juan Domingo de Zuniga y Fonseca is van nature iets lichter dan het marmer van het andere bustes. Die behandelden we als laatste. Kwestie van de uniformiteit van de reinigingsgraad te kunnen garanderen. De beelden zijn nu van kleur en helderheid dichter bij elkaar gekomen.”
Maar er zaten ook verschillende soorten vlekken op de beelden. Hoe behandelen jullie die?
Judy De Roy: “Omdat de beelden zwaar zijn, verplaatste men ze meestal niet als een kamer werd opgeknapt. Maximiliaan II Emmanuel vertoonde hierdoor kleine vernisachtige vlekken, waarschijnlijk veroorzaakt wanneer een onoplettende schilder wat kwistig was met zijn vernis. Die vlekken konden we verwijderen met aceton, na uitvoerig testen, natuurlijk. Andere vlekken kregen op dezelfde manier hun eigen specifieke behandeling. De bustes kregen hierdoor een egaler uiterlijk.”
Zijn er ook vlekken die jullie niet weghalen?
Judy De Roy: “Marmer bevat soms onzuiverheden. In de haren van Maximiliaan II Emmanuel zat bijvoorbeeld pyriet, een donkergrijs mineraal. Die kleine ‘foutjes’ laten we zitten want ze maken het marmer mooier.”
Maximiliaan II Emmanuel en Lodewijk van Benavides kregen ooit aan de achterzijde een aanvulling in gips. Waarom en wanneer werd het gips toegevoegd?
Judy De Roy: “Het is niet exact te achterhalen wanneer het gips werd toegevoegd. Mogelijk midden 19de eeuw. In 1863 werden in opdracht van het Koninklijk Musea voor Schone Kunsten Brussel (KMSKB) gipsen kopieën gemaakt van Maximiliaan II Emmanuel en Lodewijk van Benavides. Bij de afgietsels is de toevoeging al aanwezig. Het gips kan aangebracht zijn omwille van de kopieën. Of eerder al, om de beelden meer op een echt ensemble te doen lijken. Want Juan Domingo de Zuniga y Fonsceca en Filips V zijn achteraan wél afgewerkt.
Zeker is dat de toevoegingen niet origineel zijn. Bij het beeld van Lodewijk van Benavides werd het gips aangebracht over een motief in het marmer heen.”
Waarom hebben jullie het gips verwijderd?
Judy De Roy: “Het gips verkeerde in een slechte toestand. De plooival aan de achterkant van Maximiliaan II Emmanuel was vormelijk minderwaardig van kwaliteit in vergelijking met de rest van de buste. Het gips was dus zeker geen visuele meerwaarde. Terwijl de oorspronkelijke kunstenaars het harde marmer uiterst fijn bewerkten. Denk aan de kanten elementen, die wapperen bijna echt. Na overleg met het restauratieteam van het KMSKA en de topstukkenraad (die mee beslist over restauraties van topstukken zoals Maximiliaan II Emmanuel, np) konden we overgaan tot het weghalen.”
Hoe gingen jullie te werk om het gips te verwijderen?
Judy De Roy: “Gips is zachter dan marmer en verwijderden we met hamer, beitel en scalpel. Dat is een zeer beheersbare manier van werken. Het gips kwam er bij deze beelden ook makkelijk af. Na het beitelen was er enkel nog een lichte reiniging met water nodig. Simpel, maar doeltreffend.”
De beelden misten allemaal wat kleine stukjes, waarvan jullie er enkele opnieuw aanvulden. Met één beeld, dat van Juan Domingo de Zuniga y Fonseca, was wel meer aan de hand. Hij miste zijn volledige linkerpink. Wat hebben jullie hiermee gedaan?
Judy De Roy: “Het beeld is verder in tact, die ontbrekende pink stoorde. In overleg met het restauratieteam van het KMSKA groeide het idee om de pink opnieuw te laten maken. Vooral nadat we de gipsen kopieën terugvonden bij KMSKB. Van Juan Domingo de Zuniga y Fonseca bestaat immers ook een afgietsel mét pink. Met toestemming van het Brusselse museum konden we 3D-scans laten maken van de gipsen linkerhand. Zonder die gipsen kopie hadden we die pink waarschijnlijk niet opnieuw gemaakt. Van de hand met pink bestond verder enkel een oude foto als referentiemateriaal. Dat is een moeilijk vertrekpunt. Hier hadden we een materieel voorbeeld.”
Hoe zijn jullie van scan tot pink gekomen?
Judy De Roy: “Het was voor ons ook een speciale onderneming. Nio Agency maakte 3D-scans van zowel de gipsen hand als de marmeren versie ter vergelijking, vooral voor het breukvlak van de pink. Zij zorgden daarbij voor verschillende digitale pinkmodellen. Materialise printte vijf verschillende pinken en een volledige hand van de gipsen kopie. Die volledige hand was belangrijk als vergelijkingsmateriaal om de juiste positie van de nieuwe pink te bepalen. Dan was het passen welke pink het beste aansloot bij het breukvlak op de marmeren hand.
© KIK-IRPA, Brussels
16 / 4
© KIK-IRPA, Brussels
17 / 4
© KIK-IRPA, Brussels
18 / 4
© KIK-IRPA, Brussels
19 / 4
Maar daar eindigde het niet.
Judy De Roy: “We kunnen zo’n geprinte pink niet meteen monteren. De geprinte kunsthars is niet duurzaam genoeg. Op basis van de beste geprinte pink maakten we een mal. Na enkele tests bepaalden we de beste vulstof voor het gieten van de vinger. Uiteindelijk bleek epoxy met marmerpoeder het oorspronkelijke marmer het beste te benaderen. Zo goten we een pink meteen in de juiste kleur én met de goede glans.
Zijn jullie tevreden met het resultaat?
De meeste bezoekers zullen het verschil tussen de epoxy vinger en de marmeren hand niet opmerken. Zelfs experten zullen het beeld toch al van dichterbij moeten onderzoeken om het verschil te zien. Dus ja, we zijn zeer tevreden over het resultaat. Toevoegingen doen we natuurlijk wel eens. Maar deze techniek was nieuw voor ons. Het is zeker voor herhaling vatbaar, mits er een model beschikbaar is als voorbeeld. En deze ervaring kunnen we weer delen met andere restauratoren.”
Met dank aan
Het museum kon de restauraties van deze borstbeelden laten uitvoeren met de financiële steun van het Fonds Baillet-Latour