De schilder en
de jeneverglaasjes

‘Curieus mooi’. Zo noemt Vincent van Gogh het schilderij De oude herberg Het Loodshuis in Antwerpen van Henri De Braekeleer. Dat doet hij in de eerste brief die hij rond 26 november 1885 vanuit Antwerpen aan zijn broer Theo schrijft. Enkele weken later – op 14 december – voegt Vincent eraan toe dat De Braekeleer ‘een fameus colorist’ is en als schilder ‘rigoureus analyseert – Manet achtig, althans even oorspronkelijk als Manet.‘ Dat is een appreciatie die kan tellen.
Curieuze doeken
De kans is klein dat Vincent wist dat drie jaar eerder, op de Driejaarlijkse Salon van 1882 in Antwerpen, Manet en De Braekeleer naast elkaar hingen. Sterker nog: het inmiddels iconische Un bar aux Folies-Bergère, dat Edouard Manet dat jaar had afgewerkt, hing er zij aan zij met De oude herberg Het Loodshuis uit 1877. Het schilderij van Henri De Braekeleer werd meteen aangekocht door het KMSKA. Un bar aux Folies-Bergère hangt nu in The Courtauld Gallery in Londen.
Hoe verschillend de twee werken ook zijn, toch hebben ze nogal wat gemeen. Manet schildert het wereldse Parijs. Het café-concert is druk beklant en gonst van het geroezemoes, het orkest moet luid geklonken hebben en in de hoek linksboven zien we de schoenen van een acrobate. Tegelijk is er de verstilling van de barmeid, die in haar dagdroom met een mannelijke klant aan het praten is. Voor haar staan champagne- en bierflessen, die in een grote spiegel opvallend gereflecteerd worden. De flessen, glazen en de spiegel zijn raakpunten met De Braekeleer. Ook bij hem staat er één persoon achter de tapkast. Maar in de aloude Antwerpse herberg Het Loodshuis kan je een speld horen vallen, terwijl de onverbiddelijke tijd aan het houten interieur knaagt.
Zowel Manet als De Braekeleer heeft een ‘curieus’ doek geschilderd: Manet desoriënteert de kijker door de nauwelijks te duiden spiegelingen en het onverklaarbare perspectief, De Braekeleer zorgt voor een onwennige sfeer met een bijna verstikkend, tot in het kleinste detail meedogenloos geschilderd interieur.
Dierlijke vreugde
In de literatuur over dit bijzondere schilderij van De Braekeleer – Emmanuel De Bom noemt het ‘een symfonie in geel’ – wordt vaak gefocust op de anekdotiek. ‘De baas nipt steels een borreltje achter den toog,’ schrijft De Bom in zijn studie Henri De Braekeleer in Antwerpen (1941), terwijl het vrouwtje in de keuken ‘worteltjes schrapt [sic]’. Maurice Gilliams was hem voorgegaan in zijn empathisch geobserveerde en meesterlijk verwoorde essay Inleiding tot de idee Henri de Braekeleer (1936-1939): volgens hem gaat het om ‘een herbergier die tersluiks een glaasje oude klare drinkt’, terwijl de vrouw ‘groenten schoonmaakt’.
Volgens mij zien de heren daarbij twee belangrijke glaasjes over het hoofd. Die staan links naast de cafébaas op de tapkast. Meer zelfs: ze staan op een houten dienblad, klaar om geserveerd te worden. Waarom? En voor wie? Voor de vrouw in de achtergrond?
Gelukkig komt Camille Lemonnier ons te hulp. De Franstalige Brusselaar vertelt in zijn boekje Henri De Braekeleer. Peintre de la Lumière uit 1905 dat de schilder hem in Antwerpen wel eens meenam naar ‘les petits cabarets du port, patinés de graisse et de fumée.’ Een ‘cabaret’ was in die tijd een kroeg. ‘We aten er gebakken schol terwijl we zurig bier dronken,’ schrijft Lemonnier. De Braekeleer observeerde er het licht. ‘Af en toe kneep hij zijn ogen dicht en keek hoe het daglicht gefilterd werd door de kleine ramen en grof weerkaatste op de muren.’ Volgens Lemonnier klaarde De Braekeleers gezicht dan helemaal op en ervoer hij een zinnelijke, dierlijke vreugde.
Twee glaasjes
De Braekeleer keek niet alleen, hij ging ook aan het werk in een van die havenkroegen. Volgens de getuigenissen van schilder Piet Verhaert – opgetekend door Victor De Meyere – zette De Braekeleer wekenlang zijn schildersezel op in herberg Het Loodshuis. Het schilderen ging tergend traag omdat het licht juist moest zitten. Elke namiddag waren zijn modellen op post: een oude garnaalvisser en diens vrouw. Het is niet toevallig vijf over drie ’s middags in het schilderij.
Kortom: de twee glaasjes staan klaar voor Henri De Braekeleer zelf, die in de gelagzaal zit te schilderen, en voor een van zijn vrienden – Lemonnier of Verhaert – die hem vergezellen. De herbergier gaat de heren zo dadelijk bedienen.
De fataliteit van het vergankelijke
De Braekeleer bracht de oude herberg Het Loodshuis zo gedetailleerd in beeld dat de herbergier zichtbaar geen ‘oude klare’ uitschenkt. Daarvoor is de kleur te gelig. Zat jenever toen trouwens niet in een aarden kruik? Het zou wel eens om zelfgestookte citroenjenever kunnen gaan. De kans dat die uit een glazen kan wordt geschonken is groot en de huisrecepten gaan ver terug in de tijd.
Achter de herbergier staan grote flessen bier. Net als Manet – die het driehoekige rode logo van Bass-bier in beeld brengt – schildert De Braekeleer een fles Chimay, linksonder in het rek. Het logo is goed herkenbaar. Het eerste Chimay-bier werd in 1862 gebrouwen. Na enkele brouwsels verkozen de monniken une bière forte, een donker bier van hoge gisting. Dat werd toen uitsluitend in flessen van 75 centiliter gebotteld, wat de grootte van de flessen bij De Braekeleer verklaart.
Ten slotte is er de locatie. Dank zij twee haarscherpe foto’s die Hugo Piéron-Loodts omstreeks 1873 en 1880 maakte (respectievelijk collectie FelixArchief & Herman Van Goethem en MAS), kunnen we Het Loodshuis situeren op de toenmalige Koolvliet. Die werd – net als de overige vlieten – in 1882-1883 gedempt. Tegelijk werd twee derde van de huizen, inclusief herberg Het Loodshuis, gesloopt voor de rechttrekking van de Scheldekaaien. Wat nog rest, is de nu veel kleinere Koolkaai.
De Braekeleer schilderde een wereld die op het punt stond te verdwijnen: hij laat het licht vreten aan de meubels en het hout lijkt als oud krantenpapier te verpulveren. Voor Maurice Gilliams bracht De Braekeleer de ‘fataliteit van het vergankelijke’ in beeld, een wereld ‘als een uurwerk waarvan de veer is gesprongen’.
Dit artikel verscheen eerder in ZAAL Z, het magazine van het museum. Voor amper 35 euro ontvang je al vier edities die je onderdompelen in de fascinerende wereld van het museum en zijn schitterende collectie.