Donas en Archipenko. Een dialoog in vorm en kleur

De tentoonstelling Donas, Archipenko en La Section d’Or. Betoverend modernisme is nu te zien in het KMSKA. Of de herontdekking van een kunstenaarskoppel. Een gesprek met de curatoren Peter J.H. Pauwels en Adriaan Gonnissen.
Door Nathalie Pauwels
Betoverend modernisme focust op een korte maar turbulente periode: 1916 tot september 1921. In die jaren arriveert de Antwerpse schilder Marthe Donas (1885–1967) in Parijs, maakt ze kennis met het kubisme, verhuist ze naar Nice, werkt ze zij aan zij met de Oekraïens-Amerikaanse beeldhouwer Alexander Archipenko (1885–1967) en breekt na de oorlog internationaal door in tentoonstellingen met de kunstgroep van La Section d’Or. Intussen heeft zij een kortstondige relatie met Archipenko.
Dit artikel is te lezen in ZAAL Z, het museummagazine. Abonneer je snel en ontvang vier keer per jaar alle nieuwtjes.
In 2016 had je de monografische Donas-tentoonstelling in MSK Gent. Met Betoverend modernisme brengt het KMSKA nu het verhaal van Donas, Archipenko en La Section d’Or. Waarom?
Peter J.H. Pauwels: ‘De expo in Gent kan je zien als de introductie van een redelijk onbekende kunstenares, maar één tentoonstelling “maakt” nog geen naam. Nu brengen we het internationale verhaal, met Archipenko en haar tijdgenoten van La Section d’Or.’
Adriaan Gonnissen: ‘Donas is de enige Belgische vrouwelijke kunstenaar met wie je inderdaad een sterk internationaal verhaal kan vertellen, met werk van Mondriaan, Archipenko en Léger. Belgische kunstenaars zouden zogezegd altijd “te laat” komen, maar Donas zit midden in de kunstomwentelingen in Parijs. Dat is haar natuurlijke context. We hopen dat de tentoonstelling nu, met opnieuw een Engelstalige catalogus, een ruimer beeld van haar geeft, en ook over het koppel Donas–Archipenko.’
Zonder Archipenko had Donas zich anders ontwikkeld?
Adriaan: ‘Grote namen in de avant-gardewereld, zoals de schrijver Guillaume Apollinaire en de Berlijnse galerist Herwarth Walden, beschouwden Archipenko al vóór de Eerste Wereldoorlog als dé vernieuwende beeldhouwer. Hij kwam uit een kunstenaarsfamilie met Slavisch-Byzantijnse roots en met schilders van beide kanten. In Parijs vond hij inspiratie in het Louvre. Bij de eerste expo van La Section d’Or in 1912 was hij meteen een van de sterren. Al van bij zijn aankomst in 1909 kende hij de juiste mensen. Na de oorlog activeerde hij dat netwerk opnieuw, voor zichzelf én voor Donas.’
Peter: ‘Het waren ook intellectuele kringen van een hoog niveau, met barones d’Oettingen, Serge Férat en Apollinaire. Ook Archipenko was belezen, net als Donas, die uit de hoge burgerij kwam en geïnteresseerd was in filosofie.’
Donas trok in 1917 door geldgebrek weg uit Parijs naar Nice, waar ze tekenles gaf aan een gegoede dame. Archipenko zat daar al sinds het begin van de oorlog. Trok Donas’ belezenheid hem aan?
Peter: ‘Hij zag niet alleen een leerrijke vrouw, maar ook een kunstenares met ideeën. Volgens mij konden ze hoogstaande gesprekken voeren.’
Adriaan: ‘Het moet snel gegaan zijn tussen die twee, want Archipenko brak met zijn vriendin toen Donas arriveerde.’
Peter: ‘Donas was goed. Zij is niet beginnen tekenen door hem. Maar het is niet moeilijk om te tonen hoe Archipenko Donas heeft beïnvloed. Zodra ze bij hem was, veranderde haar kunst. Ze begon direct zijn vondsten over te nemen: de vormen, het spel met schaduwen, de negatieve ruimte. Moeilijker is het om aan te tonen hoe Donas hém beïnvloedde. Ze leefden toch een jaar samen in Nice en gingen daarna in Parijs nog een jaar intensief met elkaar om.’
Adriaan: ‘Ze kopieerde Archipenko niet, maar cultiveerde een eigen kunstenaarschap. Haar texturen zijn geraffineerder, haar kleuren parelmoerachtig. Donas was opgeleid als schilder en werkte haar dégradés veel verfijnder uit dan Archipenko.’
Peter: ‘Archipenko’s tekeningen zijn, in tegenstelling tot zijn beelden, geen topwerken. Het ging eerder om het uitwerken van ideeën. Archipenko werkte snel, krachtig. Eigenlijk was dat perfect: zij was geen beeldhouwster, hij geen schilder.’
Donas wist goed waar haar sterkte lag.
Adriaan: ‘Na de oorlog stelde ze haar kunst in vraag door haar contacten met Albert Gleizes bij La Section d’Or en met Theo van Doesburg. Hierdoor maakte ze zich meteen weer los van Archipenko. Ze laat het sculpturale los, maar Archipenko’s idee van leegte blijft. Ze vindt abstractie boeiend en bewondert Mondriaan en Theo van Doesburg. Maar ze stelt oprecht aan Van Doesburg de vraag waar het allemaal heengaat. Op een bepaald punt “kunnen we niet meer verder.”’
Dat raakt aan de kwestie hoe de kunstgeschiedenis abstractie lang als eindpunt zag.
Peter: ‘We hebben kunst decennialang gezien als een evolutie van figuratie naar abstractie, een idee uit de kunsttheorie van de jaren 1950. Vandaag is er een herwaardering van figuratie. Wat vroeger als “achteruitgang” werd gezien, blijkt gewoon een andere vorm van “modern zijn”. Wij zien Donas’ meest abstracte periode rond 1920 vaak als haar hoogtepunt. Wat daarna komt, beoordelen we als een terugval. Maar zij zocht verder, veranderde haar stijl en bleef consequent in haar zoektocht.’

Two Women - Alexandre Archipenko, 1920, The Legacy of Ljubomir Micié, National Museum of Serbia © SABAM Belgium, 2025

Marthe Donas, Constructie, KMSKB Brussel, inv. 12035 © Marthe Donas Foundation, Gent, 2025, Foto J. Geleyns.jpg
Dat brengt ons naadloos bij La Section d’Or, de derde pijler van de expo. Archipenko en Donas maakten samen veel nieuwe kunst tijdens de oorlog in Nice, terwijl de kunstwereld grotendeels stillag. Na de oorlog keerden ze terug naar Parijs om weer te kunnen tentoonstellen, maar dan zonder bemiddeling van kunsthandelaars en galeries. Hoe past La Section d’Or in dat plaatje?
Peter: ‘Archipenko vroeg Albert Gleizes en Léopold Survage een nieuwe groep te starten met onder meer Fernand Léger, Serge Férat en Louis Marcoussis als leden. La Section d’Or verzamelde vooral buitenlanders, veel Russen. De drie oprichters trokken de groep en de rest haakte aan. Als groep sta je sterker.’
Adriaan: ‘Er waren geen vaste regels en in de statuten stond niet hoe je moest schilderen. Wij noemen het in de expo “betoverend” modernisme: het was speels, kleurrijk. Er zaten verschillende vrouwen in de groep. Denk naast Donas aan Natalia Goncharova en Hélène d’Oettingen. Het was een mix van decoratief en geometrisch kubisme. En Archipenko behield altijd die klassieke schoonheid. Het was modernisme zonder kilte.’
En ze dachten internationaal.
Peter: ‘Na een tentoonstelling in Parijs volgde een tour door Nederland, dan Brussel, Genève, Rome. Ze zochten ook meteen contact met Duitsland – het verslagen land – via Der Sturm, de galerie van Herwarth Walden.’
Adriaan: ‘Ze pikten ook ter plekke kunstenaars op tijdens hun tour, zoals Mondriaan. Het ging hen echt om een Europees netwerk. Donas toonde vaak het meeste werk, en voor de hoogste prijzen. Maar ze konden niet alle geplande steden aandoen. Na de oorlog waren veel wegen kapot en was transport duur. En Archipenko’s grote sculpturen waren lastig te vervoeren. Schilderijen, dat ging nog net. Daarom kozen veel moderne kunstenaars voor een kleiner formaat, dat was praktischer.’
Hoe bereikte je als modernist het grote publiek?
Peter: ‘In het begin van de 20ste eeuw zag het brede publiek niet zoveel van de avant-garde. Er waren geen musea voor hedendaagse kunst en succes hing af van een galerie of een vermelding in de pers. Toch stellen we die paar kunstenaars nu voor als grootheden, alsof iedereen Picasso kopieerde. Het ging om wisselwerking: creatieve mensen die samen op het juiste moment op de juiste plek zaten.’
Adriaan: ‘Het ging ook om gesprekken in de cafés waar ze ’s avonds samen aten en spraken over hun ideeën, over oude en nieuwe kunst. Archipenko had niet zoveel solotentoonstellingen en expo’s duurden soms maar tien dagen. Zijn invloed nam toe door de publicatie in magazines van telkens dezelfde vijf, zes foto’s. Fotografie was duur.’
Donas stelde solo en in groep tentoon en haalde een goeie pers. Maar dat is niet blijven duren. Archipenko trok naar Berlijn, La Section d’Or viel uit elkaar en Donas vond zonder handelaar of galerie geen aansluiting meer bij de avant-garde. De vlam leek even snel te doven als ze was opgelaaid.
Peter: ‘Tussen 1919 en 1920 ging alles perfect voor haar. Heel kort. Ze is er niet in geslaagd een nieuw netwerk te vinden, niet in Parijs en ook niet in België na haar terugkeer en huwelijk. Omdat ze op het verkeerde moment een vrouw was? Misschien wel.’

Meer lezen?
Vier keer per jaar neemt ZAAL Z je mee in de wereld van het KMSKA en zijn collectie. Met inspirerende interviews, boeiende diepte-artikels en leuke nieuwtjes.