Het licht van de zon zorgt ervoor dat wij hier op aarde kunnen leven. Tegelijk bepaalt het licht hoe wij de wereld om ons heen zien. Kunstenaars gebruiken het levengevende aspect van licht symbolisch in hun werk. Maar vooral gebruiken ze lichteffecten op verschillende manieren om figuren, landschappen en voorwerpen vorm te geven. Hoe deden ze dat? We doken in de collectie en kozen enkele opvallende voorbeelden uit.
1. Sterke contrasten
Als Jacob Jordaens in 1616-1617 deze Aanbidding schildert is ‘clair-obscur’ helemaal in zwang. We geven hier een kleine handleiding hoe je dat schildert: 1. Bedenk één heel felle lichtbron op de voorgrond die je tafereel verlicht. De lichtbron hoeft niet noodzakelijk in beeld te zijn. In dit schilderij lijkt baby Jezus zelf het licht te zijn, toepasselijk als brenger van het licht binnen de christelijke symboliek. 2. Maar de achtergrond heel donker, zodat de lichtbron op de voorgrond voor een spookachtig effect zorgt. Diepe schaduwen zijn een nevenwerking van deze techniek. De personages krijgen er ook meer driedimensionale vormen van.
Kortom: maak vooral de lichteffecten sterker dan ze in relaiteit zijn. De lichtwerking versterkt dan de boodschap van het schilderij. In de baroktijd waren ze dol op dit soort theatraal drama!
2. Winterlicht
Als Belgen trekken we graag naar plekken waar de zon altijd lijkt te schijnen. Voor vakantie, of als kunstenaars, om het ‘zuiders licht’ te schilderen. Omgekeerd zijn mensen uit bijvoorbeeld Spanje of Italië wel eens jaloers op ons grijze licht. Op het zachte licht van een regenachtige wolkenlucht. Of de bijzondere manier waarop de zon weerkaatst op een dikke laag sneeuw waardoor de sneeuw zelf bijna lichtgevend wordt. Valerius De Saedeleer vangt in dit landschap uit 1928 de uitdovende gloed van de ondergaande zon en spreidt het zachtjes uit over het sneeuwdeken. De stilte van de winterse natuur heerst.
3. Goddelijk licht
James Ensor noemde het licht zijn dochter. In dit schilderij zien we hoe hij zijn liefde voor die dochter groots uitsmeert op een doek van twee meter op 2,45 m. Hij begint eraan in april 1887, maar weet niet meteen welk pad te volgen. Hij schrijft aan vrienden: “Hoe het met dit schilderij zal aflopen weet ik niet. Ik ben tevreden over de hemel, die is fonkelend.” Hij gebruikt de kleuren en technieken van de impressionisten van wie hij even daarvoor eindelijk werk zag in het echt. Dat deed hem beseffen dat hij iets anders wilde doen. Hij neemt een andere route, en timmert aan zijn volledig eigen weg. Met dit kleurrijke lichtspektakel als eerste wapenfeit. Het goddelijke licht van de boze god domineert het schilderij. Adam en Eva moeten we zoeken, ze zijn bijkomstig. Tijdens de restauratie van het werk kwamen er nog figuren tevoorschijn, zoals mammoeten en een engel met vlammend zwaard. Wat licht allemaal kan doen om iemands ongebreidelde verbeelding aan te wakkeren…
4. Elektrisch licht
Jules Schmalzigaug woont al even in Venetië als hij in 1912 tijdens de kerstperiode zijn familie in Antwerpen bezoekt. Hij doet dan ook een uitstapje naar het atelier van collega Jakob Smits in Mol. Terug in Italië richt Schmalzigaug zijn atelier in zoals Smits dat doet. Spiegels, doeken en luiken filteren en weerkaatsen het binnenvallende licht. Schmalzigaug heeft letterlijk het licht gezien. Hij begint voluit futuristisch werk te maken waarbij, zoals in dit werk, het elektrisch licht als vuurwerk van het doek spat in de meest felle kleuren. Een ode aan een nieuwe vorm van licht, en de vooruitgang.
5. Reflectie
Antwerpen was in de 16de eeuw één van de belangrijkste havens in Europa. De rijkdom van haar bevolking is af te lezen aan archeologische vondsten. Zoals dure glazen. Sinds de 13de eeuw was het eiland Murano vlakbij Venetië het Europese centrum voor glasproductie. Glasblazers ontwikkelden er in 1453 voor het eerst helder, doorzichtig glas, cristallo. Vanaf de 16de eeuw staat de techniek zo op punt dat de fabricanten het glas kunnen afwerken met ingewikkelde versieringen en vormen. Een trend is geboren. Alleen blijkt niet al het (kristal)glas dat we in de Antwerpse grond vinden uit Venetië te komen. Slimme ondernemers beginnen hun eigen glas te maken, zoals kristal ‘à la façon-de-Venise’. Is het glas op het schilderij van de Antwerpse Osias Beert (1580 – 1623) van Venetiaanse of Antwerpse makelij? Moeilijk te achterhalen. Het reflecteert vooral het licht. Hier overdag, maar vooral ook ’s avonds. In een tijd waarin kaarsen duur waren, zorgde gereflecteerd licht in glas, spiegels en goudafwerking voor extra verspreiding van het aanwezige kaarslicht. Kwestie van toch beter te zien wat er op je bord ligt.
6. Warm licht
Dit is warm licht. Letterlijk. Otto Piene gebruikte vuur om dit schilderij te maken. Hij ontstak dunne laagjes brandbaar materiaal en manipuleerde de richting van de vlammen door de hoeken van het doek vast te nemen. Rond de zwartgeblakerde vorm schildert hij een vuurrood vlak. In combinatie met het witte middelpunt lijkt Piene te zeggen dat het reinigende vuur de weg ruimt voor het heldere witte licht.
Otto Piene schreef in 1958 nog: ‘Licht is de belangrijkste voorwaarde voor alles wat zichtbaar is. Licht is de kleurencirkel. Licht is de "levenssubstantie" van zowel mens als schilderkunst (…) Door het zuivere licht zal de schilderkunst pure gevoelens kunnen opwekken.
7. Licht gevend
De hitte van de zomerzon op haar hoogtepunt straalt vanuit het schilderij. Emile Claus is in 1893 op het hoogtepunt van zijn kunnen. Hij de voortrekker van het luminisme, de Belgische variant van het impressionisme. Claus was een grote fan van de Franse impressionist Claude Monet. Die gebruikte felle, ongemengde kleuren rechtstreeks op het witte doek. Dat geeft een maximaal, lichtgevend effect. Met Zomer gaat Claus nog een stap verder. Alles is hier zomers licht en warmte. Door gladde en dikke penseeltoesten af te wisselen, doet hij het licht echt trillen. Het weerkaatst immers allemaal anders. De kunstenaar werkte altijd buiten, het lijkt alsof hij hier letterlijk verblind was tijdens het schilderen. ‘Luminisme’ gaat als naam terug op de Latijnse wortel ‘lumun-‘ wat ‘licht’ betekent.
8. Koel maanlicht
De roze strikken van Paul Delvaux is zowat het tegenovergestelde van Claus’ Zomer. De minutieus geschilderde vrouwen komen de berg af en wandelen dan een soort catwalk op die de stad van klassieke ruïnes doormidden snijdt. Hoewel het nachtelijk donker is en er geen enkele lichtbron te zien is, kunnen we de vrouwen, en hun vreemde omgeving duidelijk onderscheiden. Hij lijkt alsof de volle maan alles frontaal belicht. De schaduwen zijn lang, dus het licht moet enige kracht hebben. Krachtig, maar koel, en dus ook geen felle kleuren. Paul Delvaux had wel iets met de nacht. Veel taferelen op zijn schilderijen vinden ’s nachts plaats. Het maakt de wereld die hij steeds opnieuw toont nog vreemder.