Het restauratieatelier als mini-universiteit
Tijdens de sluiting draait het restauratieatelier van het KMSKA, dat in 1999 werd opgericht, op volle toeren. Alle werken die bij de opening op zaal komen, zullen een behandeling gekregen hebben. Het gaat van ingrijpende restauraties tot conservatiebehandelingen. Gwen Borms coördineert de groep van interne en externe restauratoren. Nico Van Hout is hoofd Collectieonderzoek. Beiden zijn ze ook zelf restaurator. Een gesprek over markante restauraties, evoluties binnen het vak en de onontbeerlijke samenwerking tussen restauratie en onderzoek.
Hoe kiezen jullie uit honderden stukken de werken die een behandeling krijgen?
Nico Van Hout: ‘Er zijn een aantal criteria, zoals de toestand van het werk of het kunsthistorische belang. Werken zoals God de vader met zingende en musicerende engelen van Hans Memling waren echt in slechte staat. Alle restauraties zijn ook uitgevoerd met het oog op de toekomstige collectiepresentatie. Daarnaast hebben we ingezet op ruildeals met andere musea. Sommige schilderijen, zoals Venus frigida van Rubens en belangrijke Ensors, lenen we niet zo makkelijk uit. We vroegen musea om deze werken in hun eigen atelier te restaureren. In ruil mochten ze het werk tentoonstellen. Een nieuw publiek kreeg zo echte topstukken te zien.’
Hebben die instellingen andere werkwijzen?
Gwen Borms: ‘Het is eigenlijk opvallend dat de meeste restauratoren vaak oplossingen voor problemen in dezelfde richting zoeken. Dat was bijvoorbeeld zo bij de restauratie van onze Heilige Drievuldigheid van Rubens door de Getty Conservation Institute in Los Angeles. Van bepaalde retouches was het niet duidelijk of ze oorspronkelijk waren. De restaurator kiest dan voor bijkomend onderzoek naar de aard van zo’n retouche alvorens in te grijpen op het werk. Dat zijn vaste criteria in de restauratiewereld, die we zelf ook hanteren.’
James Ensor, KMSKA - De oestereetster, voor restauratie
James Ensor, KMSKA - De oestereetster, na restauratie
'Judit' onder de druppels
Hoe is dat bij de nieuwe generatie restauratoren?
Gwen: ‘Ze vinden actieve en preventieve conservatie heel belangrijk. Ik geloof dat we ons in de toekomst meer zullen richten op het behouden van kunstwerken door het optimaliseren van klimaat en omgeving. Dat voel ik heel erg leven bij jonge mensen.’
Nico: ‘Als de volledige collectie in goede staat verkeert, is het niet meer nodig om echt te restaureren. De restauraties van de afgelopen twintig jaar zijn een inhaalbeweging. En vooral: de restauratiewereld onderging een grote professionalisering. Het evolueerde van een ambacht naar een beroep met veel wetenschappelijke criteria.’
Gwen: ‘Multidisciplinaire samenwerking tussen kunsthistorici, restauratoren en universiteiten is in die evolutie een belangrijke factor. Door samenwerking verkleint de foutenmarge. Ook archief- en herkomstonderzoek zijn belangrijk. Zo kan je de oorzaak achterhalen waarom een werk in een bepaalde toestand verkeert. Judit van Jan Massijs, dat ikzelf aan het restaureren ben, is héél vaak doorverkocht en opgelapt. Aan dat werk zie je wat er kan misgaan tijdens het leven van een schilderij. Judit zat onder de druppels van een heel agressief product dat de verflaag aanvrat.’
Nico: ‘Dankzij kunsthistorici en restauratoren heb je in huis een heel volledige kennis van de collectie, zowel van het inhoudelijke als van het materiaaltechnische aspect. Bovendien hebben we in het KMSKA de mensen die het onderzoek vertalen naar een breed publiek en alle mogelijke communicatiekanalen. Elke medewerker is een onderdeel van de kennisketting. Dat is een krachtig instrument. De output van restauraties gaat naar tentoonstellingen, publicaties, lezingen, de website, ZAAL Z. Wij brengen de collectie zo bij lezers en bezoekers.’
Ik geloof dat we ons in de toekomst meer zullen richten op het behouden van kunstwerken door het optimaliseren van klimaat en omgeving.
Vloekende lijst
Het restauratieatelier is ook een belangrijke werkgever, met een internationale dimensie.
Gwen: ‘De hele wereld is bij ons al komen restaureren, zeker als we ook de stagiaires meetellen: van Fransen, Spanjaarden en Italianen tot Bolivianen, van Esten tot Japanners. Er is nu ook een Indiase restaurator.’
En die brengen allemaal hun eigen kennis mee.
Gwen: ‘Absoluut. Het gaat om een uitwisseling tussen onze kennis na twintig jaar restaureren en al die mensen met hun eigen opleidingen en ervaringen. Zo werkte Eduardo Valenza Delgado in Cuzco in Peru als restaurator polychromie en schilderijen. Dat beïnvloedt de manier waarop hij restaureert. En het inspireert ons bij de restauratie van lijsten.’
Nico: ‘Eigenlijk is het restauratieatelier een soort mini-universiteit, een kenniscentrum. We zijn echt trots dat we met al die toprestauratoren zo goed kunnen samenwerken. En ook met de Universiteit van Antwerpen, voor specifieke scans die we zelf niet kunnen maken.’
Hoe belangrijk zijn de restauraties voor jou als Rubensspecialist?
Nico: ‘Al onze Rubensschilderijen zaten onder donkerbruine vernis. Je kon geen uitspraken doen over de gebruikte kleuren. Elk van de uitgevoerde restauraties was een wonder op zich. Het kleurenpalet van Rubens heeft een ongekende rijkdom, die in onze collectie niet zichtbaar was. Nu kan je deze werken op een eerlijke manier vergelijken met schilderijen elders.’
Maar het gaat niet alleen over de kunstwerken.
Gwen: ‘We hangen schilderijen natuurlijk in een lijst aan de muur. Schilderij en lijst zijn een totaalconcept. Daarom besteedden we de laatste jaren veel aandacht aan de lijsten van de werken die op zaal komen. Sommige passen na de restauratie niet meer bij het opgefriste werk, of ze kloppen niet met de tijdsgeest van het werk. Zo zat rond de zestiende-eeuwse Judith een negentiende-eeuwse lijst die compleet vloekte. We bestellen dan een historisch juiste lijst. De lijsten die we willen behouden, restaureren we.’
Paul Delvaux, KMSKA, gerestaureerd met de steun van de Vrienden van he KMSKA - De roze strikken
Verrassend
Wat gaan jullie nog restaureren na de heropening?
Nico: ‘We hebben nog een lange wenslijst. De grote altaarstukken van Rubens bijvoorbeeld, zoals de Aanbidding door de koningen. Dat zijn echt grote projecten, die we zien als een restauratie op zaal. Door de vergeelde vernis lijkt het werk van Rubens altijd veel roder. Bij niet gerestaureerde schilderijen stel je je toch de vraag of Rubens niet wat meer blauw had kunnen gebruiken. Voor het evenwicht. Maar dat is dus de schijn van de vernis. Ik verwacht nog veel van die restauraties. We proberen tegen het Ensorjaar 2024 ook alle Ensors in topconditie te krijgen. We hebben de grootste collectie ter wereld en zijn dus de toetssteen voor Ensor.’
Wat is voor jullie een restauratie die eruit springt?
Gwen: ‘Een voor mij indrukwekkende restauratie is een heel recente. De roze strikken van Paul Delvaux was een werk dat me absoluut niet aansprak. Na de restauratie die dankzij de Vrienden van het KMSKA mogelijk was, is het veel mysterieuzer. Ook het hele onderzoek naar het vernisgebruik van Delvaux maakt het voor mij interessanter. Het geeft een boeiende inkijk in het creatieve proces. Het was aanvankelijk namelijk niet duidelijk of de kunstenaar het schilderij zelf gevernist had. Een stagiaire helpt nu mee aan het onderzoek daarnaar.’
Nico: ‘Ik twijfel. De restauratie van Memlings God de vader omringd door zingende en musicerende engelen was natuurlijk een bewonderenswaardig en moeilijk project. Maar ik kies voor een Ensor: het verschil voor en na restauratie is bij De oestereetster echt enorm. Pas na de restauratie begrijp je de volledige betekenis. Voor restauratie leek het werk wat smoezelig en heel negentiende-eeuws. Nu is het een vuurtoren van moderniteit.’
Gwen: ‘Bij restauratie gaat het gemakkelijk over oude meesters. Nico en ik kiezen als hoogtepunt allebei net een modern werk. Die restauraties verrassen meer. Je verwacht niet dat het verschil zo groot zal zijn omdat het werk nog niet zo oud is. Bij oude meesters is er wél een zeker verwachtingspatroon.’
Nico: ‘Daarom koos ik voor De oestereetster. Ensor noemde het schilderij eerst In het land van de kleuren. Dat is het nu eindelijk weer, een land van kleuren. Ook bij Schmalzigaug is het verschil voor en na restauratie groot. De frisheid die noodzakelijk is om die kunst te interpreteren, krijgt door de vernis een patina dat het werk echt niet verdraagt.’
Dit artikel verscheen eerder in ZAAL Z.