ZAAL Z

Van boer tot visser

DOOR SISKA BEELE

De vrouw maalt koffie en de man rookt een pijpje. Het hondje op de voorgrond kijkt ons recht in de ogen. Nog een laatste koffie, want het is vespertijd. Het katholieke geloof deelt de dag in met vaste gebeden op vaste uren: de vespers zijn het voorlaatste gebed van de dag, om vijf uur in de namiddag. Koffiedrinken staat voor gezellig keuvelen, maar in dit tafereel zitten man en vrouw moe en roerloos op hun stoel, niet meer in staat om een praatje te slaan.

In de literatuur wordt dit monumentale werk van Constant Permeke (1886-1952) steevast een boerentafereel genoemd. De twee hoofdfiguren worden geduid als boerenmensen, getekend door hun bestaan van noest werken. Ze zijn in donkere aardetinten geschilderd, massief en robuust, bonkig en hoekig. Hun handen zijn als kolenschoppen zo groot. 

Maar wat zijn we slordige kijkers. We kijken grotendeels onbewust, waardoor veel aan ons voorbijgaat. Want wat blijkt als we het schilderij van Permeke onder de loep nemen? We hebben één detail over het hoofd gezien. Hoe hebben de hoofdpersonages onze aandacht kunnen afleiden van dit geweldige detail?

Ik heb het over de oorbel aan het rechteroor van de man. Mannen hebben altijd al oorbellen gedragen, om de meest uiteenlopende redenen. Het oorsieraad diende als decoratief accessoire, als symbool van macht en status, als herkenningsteken. Ook schippers en vissers droegen (en dragen nog altijd) oorringen. Voor de zeelieden was dat een soort van uitvaartverzekering. Zij droegen een of twee gouden oorringen, met een behoorlijk gewicht en van enige kwaliteit. Dat was voor hen een betalingsmiddel voor een eventuele begrafenis in geval van een schipbreuk ver van huis. Het gebruik doet denken aan het antieke verhaal van de veerman Charon die de doden tegen betaling – een obool die onder de tong werd gelegd – met zijn gammel bootje de rivier de Styx overzette om ze naar de onderwereld te brengen.

In Vespertijd kijken we dus niet naar een boer en boerin, maar naar een visser en zijn vrouw. Naast de typische oorring kenmerken ook de trui met boothals en de ferme borstspieren de stoere zeebonk.

Na zijn ballingschap in Engeland tijdens de Eerste Wereldoorlog keerde Permeke in 1919 terug naar Oostende. Hij vestigde zich aan de oosteroever, bij de vuurtoren, aan de rafelrand van de mondaine badstad en tussen zijn geliefde vissers. De boer mag dan wel een visser zijn, aan de essentie van het werk verandert deze metamorfose weinig. Vespertijd is en blijft een van de absolute topstukken uit de Permekeverzameling van het KMSKA.

 

Dit artikel verscheen eerder in ZAAL Z, het magazine van het museum. Voor amper 35 euro ontvang je al vier edities die je onderdompelen in de fascinerende wereld van het museum en zijn schitterende collectie.

Lees verder

Rubens

Blijf verbonden!

Ontvang altijd de laatste nieuwtjes